Conjugation of abreagierend

Inflections of abreagierend [adj.]

Gemischte Deklination (mit die,das,der)
Maskulin - Singular

Nominativabreagierende

Akkusativabreagierenden

Dativabreagierenden

Genitivabreagierenden

Feminin - Singular

Nominativabreagierende

Akkusativabreagierende

Dativabreagierenden

Genitivabreagierenden

Neutrum - Singular

Nominativabreagierende

Akkusativabreagierende

Dativabreagierenden

Genitivabreagierenden

Plural

Nominativabreagierenden

Akkusativabreagierenden

Dativabreagierenden

Genitivabreagierenden

Schwache Deklination (mit 'ein')
Maskulin - Singular

Nominativabreagierender

Akkusativabreagierenden

Dativabreagierenden

Genitivabreagierenden

Feminin - Singular

Nominativabreagierende

Akkusativabreagierende

Dativabreagierenden

Genitivabreagierenden

Neutrum - Singular

Nominativabreagierendes

Akkusativabreagierendes

Dativabreagierenden

Genitivabreagierenden

Plural

Nominativabreagierenden

Akkusativabreagierenden

Dativabreagierenden

Genitivabreagierenden

Starke Deklination (ohne Artikel)
Maskulin - Singular

Nominativabreagierender

Akkusativabreagierenden

Dativabreagierendem

Genitivabreagierenden

Feminin - Singular

Nominativabreagierende

Akkusativabreagierende

Dativabreagierender

Genitivabreagierender

Neutrum - Singular

Nominativabreagierendes

Akkusativabreagierendes

Dativabreagierendem

Genitivabreagierenden

Plural

Nominativabreagierende

Akkusativabreagierende

Dativabreagierenden

Genitivabreagierender

Komparativ / Superlativ

(Pos.)abreagierend

(Komp.)abreagierender

(Super.)abreagierendst

abreagierend

Abreviations

Pos. Positif

Komp. Komparativ

Super. Superlativ