Conjugation of appellierend

Inflections of appellierend [adj.]

Gemischte Deklination (mit die,das,der)
Maskulin - Singular

Nominativappellierende

Akkusativappellierenden

Dativappellierenden

Genitivappellierenden

Feminin - Singular

Nominativappellierende

Akkusativappellierende

Dativappellierenden

Genitivappellierenden

Neutrum - Singular

Nominativappellierende

Akkusativappellierende

Dativappellierenden

Genitivappellierenden

Plural

Nominativappellierenden

Akkusativappellierenden

Dativappellierenden

Genitivappellierenden

Schwache Deklination (mit 'ein')
Maskulin - Singular

Nominativappellierender

Akkusativappellierenden

Dativappellierenden

Genitivappellierenden

Feminin - Singular

Nominativappellierende

Akkusativappellierende

Dativappellierenden

Genitivappellierenden

Neutrum - Singular

Nominativappellierendes

Akkusativappellierendes

Dativappellierenden

Genitivappellierenden

Plural

Nominativappellierenden

Akkusativappellierenden

Dativappellierenden

Genitivappellierenden

Starke Deklination (ohne Artikel)
Maskulin - Singular

Nominativappellierender

Akkusativappellierenden

Dativappellierendem

Genitivappellierenden

Feminin - Singular

Nominativappellierende

Akkusativappellierende

Dativappellierender

Genitivappellierender

Neutrum - Singular

Nominativappellierendes

Akkusativappellierendes

Dativappellierendem

Genitivappellierenden

Plural

Nominativappellierende

Akkusativappellierende

Dativappellierenden

Genitivappellierender

Komparativ / Superlativ

(Pos.)appellierend

(Komp.)appellierender

(Super.)appellierendst

appellierend

Abreviations

Pos. Positif

Komp. Komparativ

Super. Superlativ