Conjugation of aufgekochter

Inflections of aufgekochter [adj.]

Gemischte Deklination (mit die,das,der)
Maskulin - Singular

Nominativaufgekochtere

Akkusativaufgekochteren

Dativaufgekochteren

Genitivaufgekochteren

Feminin - Singular

Nominativaufgekochtere

Akkusativaufgekochtere

Dativaufgekochteren

Genitivaufgekochteren

Neutrum - Singular

Nominativaufgekochtere

Akkusativaufgekochtere

Dativaufgekochteren

Genitivaufgekochteren

Plural

Nominativaufgekochteren

Akkusativaufgekochteren

Dativaufgekochteren

Genitivaufgekochteren

Schwache Deklination (mit 'ein')
Maskulin - Singular

Nominativaufgekochterer

Akkusativaufgekochteren

Dativaufgekochteren

Genitivaufgekochteren

Feminin - Singular

Nominativaufgekochtere

Akkusativaufgekochtere

Dativaufgekochteren

Genitivaufgekochteren

Neutrum - Singular

Nominativaufgekochteres

Akkusativaufgekochteres

Dativaufgekochteren

Genitivaufgekochteren

Plural

Nominativaufgekochteren

Akkusativaufgekochteren

Dativaufgekochteren

Genitivaufgekochteren

Starke Deklination (ohne Artikel)
Maskulin - Singular

Nominativaufgekochterer

Akkusativaufgekochteren

Dativaufgekochterem

Genitivaufgekochteren

Feminin - Singular

Nominativaufgekochtere

Akkusativaufgekochtere

Dativaufgekochterer

Genitivaufgekochterer

Neutrum - Singular

Nominativaufgekochteres

Akkusativaufgekochteres

Dativaufgekochterem

Genitivaufgekochteren

Plural

Nominativaufgekochtere

Akkusativaufgekochtere

Dativaufgekochteren

Genitivaufgekochterer

Komparativ / Superlativ

(Pos.)aufgekochter

(Komp.)aufgekochterer

(Super.)aufgekochterst

aufgekochter

Abreviations

Pos. Positif

Komp. Komparativ

Super. Superlativ