Conjugation of nachdatierend

Inflections of nachdatierend [adj.]

Gemischte Deklination (mit die,das,der)
Maskulin - Singular

Nominativnachdatierende

Akkusativnachdatierenden

Dativnachdatierenden

Genitivnachdatierenden

Feminin - Singular

Nominativnachdatierende

Akkusativnachdatierende

Dativnachdatierenden

Genitivnachdatierenden

Neutrum - Singular

Nominativnachdatierende

Akkusativnachdatierende

Dativnachdatierenden

Genitivnachdatierenden

Plural

Nominativnachdatierenden

Akkusativnachdatierenden

Dativnachdatierenden

Genitivnachdatierenden

Schwache Deklination (mit 'ein')
Maskulin - Singular

Nominativnachdatierender

Akkusativnachdatierenden

Dativnachdatierenden

Genitivnachdatierenden

Feminin - Singular

Nominativnachdatierende

Akkusativnachdatierende

Dativnachdatierenden

Genitivnachdatierenden

Neutrum - Singular

Nominativnachdatierendes

Akkusativnachdatierendes

Dativnachdatierenden

Genitivnachdatierenden

Plural

Nominativnachdatierenden

Akkusativnachdatierenden

Dativnachdatierenden

Genitivnachdatierenden

Starke Deklination (ohne Artikel)
Maskulin - Singular

Nominativnachdatierender

Akkusativnachdatierenden

Dativnachdatierendem

Genitivnachdatierenden

Feminin - Singular

Nominativnachdatierende

Akkusativnachdatierende

Dativnachdatierender

Genitivnachdatierender

Neutrum - Singular

Nominativnachdatierendes

Akkusativnachdatierendes

Dativnachdatierendem

Genitivnachdatierenden

Plural

Nominativnachdatierende

Akkusativnachdatierende

Dativnachdatierenden

Genitivnachdatierender

Komparativ / Superlativ

(Pos.)nachdatierend

(Komp.)nachdatierender

(Super.)nachdatierendst

nachdatierend

Abreviations

Pos. Positif

Komp. Komparativ

Super. Superlativ