Conjugation of unverzichtbar

Inflections of unverzichtbar [adj.]

Gemischte Deklination (mit die,das,der)
Maskulin - Singular

Nominativunverzichtbare

Akkusativunverzichtbaren

Dativunverzichtbaren

Genitivunverzichtbaren

Feminin - Singular

Nominativunverzichtbare

Akkusativunverzichtbare

Dativunverzichtbaren

Genitivunverzichtbaren

Neutrum - Singular

Nominativunverzichtbare

Akkusativunverzichtbare

Dativunverzichtbaren

Genitivunverzichtbaren

Plural

Nominativunverzichtbaren

Akkusativunverzichtbaren

Dativunverzichtbaren

Genitivunverzichtbaren

Schwache Deklination (mit 'ein')
Maskulin - Singular

Nominativunverzichtbarer

Akkusativunverzichtbaren

Dativunverzichtbaren

Genitivunverzichtbaren

Feminin - Singular

Nominativunverzichtbare

Akkusativunverzichtbare

Dativunverzichtbaren

Genitivunverzichtbaren

Neutrum - Singular

Nominativunverzichtbares

Akkusativunverzichtbares

Dativunverzichtbaren

Genitivunverzichtbaren

Plural

Nominativunverzichtbaren

Akkusativunverzichtbaren

Dativunverzichtbaren

Genitivunverzichtbaren

Starke Deklination (ohne Artikel)
Maskulin - Singular

Nominativunverzichtbarer

Akkusativunverzichtbaren

Dativunverzichtbarem

Genitivunverzichtbaren

Feminin - Singular

Nominativunverzichtbare

Akkusativunverzichtbare

Dativunverzichtbarer

Genitivunverzichtbarer

Neutrum - Singular

Nominativunverzichtbares

Akkusativunverzichtbares

Dativunverzichtbarem

Genitivunverzichtbaren

Plural

Nominativunverzichtbare

Akkusativunverzichtbare

Dativunverzichtbaren

Genitivunverzichtbarer

Komparativ / Superlativ

(Pos.)unverzichtbar

(Komp.)unverzichtbarer

(Super.)unverzichtbarst

unverzichtbar

Abreviations

Pos. Positif

Komp. Komparativ

Super. Superlativ