Inflections of angaffender [adj.]
Nominativangaffendere
Akkusativangaffenderen
Dativangaffenderen
Genitivangaffenderen
Nominativangaffendere
Akkusativangaffendere
Dativangaffenderen
Genitivangaffenderen
Nominativangaffendere
Akkusativangaffendere
Dativangaffenderen
Genitivangaffenderen
Nominativangaffenderen
Akkusativangaffenderen
Dativangaffenderen
Genitivangaffenderen
Nominativangaffenderer
Akkusativangaffenderen
Dativangaffenderen
Genitivangaffenderen
Nominativangaffendere
Akkusativangaffendere
Dativangaffenderen
Genitivangaffenderen
Nominativangaffenderes
Akkusativangaffenderes
Dativangaffenderen
Genitivangaffenderen
Nominativangaffenderen
Akkusativangaffenderen
Dativangaffenderen
Genitivangaffenderen
Nominativangaffenderer
Akkusativangaffenderen
Dativangaffenderem
Genitivangaffenderen
Nominativangaffendere
Akkusativangaffendere
Dativangaffenderer
Genitivangaffenderer
Nominativangaffenderes
Akkusativangaffenderes
Dativangaffenderem
Genitivangaffenderen
Nominativangaffendere
Akkusativangaffendere
Dativangaffenderen
Genitivangaffenderer
(Pos.)angaffender
(Komp.)angaffenderer
(Super.)angaffenderst
Words with the same pattern :
verquirlt nahestehend ungut erkämpfend zurücksehnender hinpurzelnd durchladend privatisierend heranschmeißend interkulturell gewandelt fremdsprachlich heterogener großschnauzig anfordernd wirklichkeitsgetreu absattelnd pariert geboomt predigend ... (32261 mots)