Inflections of belassend [adj.]
Nominativbelassende
Akkusativbelassenden
Dativbelassenden
Genitivbelassenden
Nominativbelassende
Akkusativbelassende
Dativbelassenden
Genitivbelassenden
Nominativbelassende
Akkusativbelassende
Dativbelassenden
Genitivbelassenden
Nominativbelassenden
Akkusativbelassenden
Dativbelassenden
Genitivbelassenden
Nominativbelassender
Akkusativbelassenden
Dativbelassenden
Genitivbelassenden
Nominativbelassende
Akkusativbelassende
Dativbelassenden
Genitivbelassenden
Nominativbelassendes
Akkusativbelassendes
Dativbelassenden
Genitivbelassenden
Nominativbelassenden
Akkusativbelassenden
Dativbelassenden
Genitivbelassenden
Nominativbelassender
Akkusativbelassenden
Dativbelassendem
Genitivbelassenden
Nominativbelassende
Akkusativbelassende
Dativbelassender
Genitivbelassender
Nominativbelassendes
Akkusativbelassendes
Dativbelassendem
Genitivbelassenden
Nominativbelassende
Akkusativbelassende
Dativbelassenden
Genitivbelassender
(Pos.)belassend
(Komp.)belassender
(Super.)belassendst
Words with the same pattern :
verquirlt nahestehend ungut erkämpfend zurücksehnender hinpurzelnd durchladend privatisierend heranschmeißend interkulturell gewandelt fremdsprachlich heterogener großschnauzig anfordernd wirklichkeitsgetreu absattelnd pariert geboomt predigend ... (32261 mots)