Conjugation of einbekennend

Inflections of einbekennend [adj.]

Gemischte Deklination (mit die,das,der)
Maskulin - Singular

Nominativeinbekennende

Akkusativeinbekennenden

Dativeinbekennenden

Genitiveinbekennenden

Feminin - Singular

Nominativeinbekennende

Akkusativeinbekennende

Dativeinbekennenden

Genitiveinbekennenden

Neutrum - Singular

Nominativeinbekennende

Akkusativeinbekennende

Dativeinbekennenden

Genitiveinbekennenden

Plural

Nominativeinbekennenden

Akkusativeinbekennenden

Dativeinbekennenden

Genitiveinbekennenden

Schwache Deklination (mit 'ein')
Maskulin - Singular

Nominativeinbekennender

Akkusativeinbekennenden

Dativeinbekennenden

Genitiveinbekennenden

Feminin - Singular

Nominativeinbekennende

Akkusativeinbekennende

Dativeinbekennenden

Genitiveinbekennenden

Neutrum - Singular

Nominativeinbekennendes

Akkusativeinbekennendes

Dativeinbekennenden

Genitiveinbekennenden

Plural

Nominativeinbekennenden

Akkusativeinbekennenden

Dativeinbekennenden

Genitiveinbekennenden

Starke Deklination (ohne Artikel)
Maskulin - Singular

Nominativeinbekennender

Akkusativeinbekennenden

Dativeinbekennendem

Genitiveinbekennenden

Feminin - Singular

Nominativeinbekennende

Akkusativeinbekennende

Dativeinbekennender

Genitiveinbekennender

Neutrum - Singular

Nominativeinbekennendes

Akkusativeinbekennendes

Dativeinbekennendem

Genitiveinbekennenden

Plural

Nominativeinbekennende

Akkusativeinbekennende

Dativeinbekennenden

Genitiveinbekennender

Komparativ / Superlativ

(Pos.)einbekennend

(Komp.)einbekennender

(Super.)einbekennendst

einbekennend

Abreviations

Pos. Positif

Komp. Komparativ

Super. Superlativ