Conjugation of extrapolierend

Inflections of extrapolierend [adj.]

Gemischte Deklination (mit die,das,der)
Maskulin - Singular

Nominativextrapolierende

Akkusativextrapolierenden

Dativextrapolierenden

Genitivextrapolierenden

Feminin - Singular

Nominativextrapolierende

Akkusativextrapolierende

Dativextrapolierenden

Genitivextrapolierenden

Neutrum - Singular

Nominativextrapolierende

Akkusativextrapolierende

Dativextrapolierenden

Genitivextrapolierenden

Plural

Nominativextrapolierenden

Akkusativextrapolierenden

Dativextrapolierenden

Genitivextrapolierenden

Schwache Deklination (mit 'ein')
Maskulin - Singular

Nominativextrapolierender

Akkusativextrapolierenden

Dativextrapolierenden

Genitivextrapolierenden

Feminin - Singular

Nominativextrapolierende

Akkusativextrapolierende

Dativextrapolierenden

Genitivextrapolierenden

Neutrum - Singular

Nominativextrapolierendes

Akkusativextrapolierendes

Dativextrapolierenden

Genitivextrapolierenden

Plural

Nominativextrapolierenden

Akkusativextrapolierenden

Dativextrapolierenden

Genitivextrapolierenden

Starke Deklination (ohne Artikel)
Maskulin - Singular

Nominativextrapolierender

Akkusativextrapolierenden

Dativextrapolierendem

Genitivextrapolierenden

Feminin - Singular

Nominativextrapolierende

Akkusativextrapolierende

Dativextrapolierender

Genitivextrapolierender

Neutrum - Singular

Nominativextrapolierendes

Akkusativextrapolierendes

Dativextrapolierendem

Genitivextrapolierenden

Plural

Nominativextrapolierende

Akkusativextrapolierende

Dativextrapolierenden

Genitivextrapolierender

Komparativ / Superlativ

(Pos.)extrapolierend

(Komp.)extrapolierender

(Super.)extrapolierendst

extrapolierend

Abreviations

Pos. Positif

Komp. Komparativ

Super. Superlativ