Inflections of extrapolierender [adj.]
Nominativextrapolierendere
Akkusativextrapolierenderen
Dativextrapolierenderen
Genitivextrapolierenderen
Nominativextrapolierendere
Akkusativextrapolierendere
Dativextrapolierenderen
Genitivextrapolierenderen
Nominativextrapolierendere
Akkusativextrapolierendere
Dativextrapolierenderen
Genitivextrapolierenderen
Nominativextrapolierenderen
Akkusativextrapolierenderen
Dativextrapolierenderen
Genitivextrapolierenderen
Nominativextrapolierenderer
Akkusativextrapolierenderen
Dativextrapolierenderen
Genitivextrapolierenderen
Nominativextrapolierendere
Akkusativextrapolierendere
Dativextrapolierenderen
Genitivextrapolierenderen
Nominativextrapolierenderes
Akkusativextrapolierenderes
Dativextrapolierenderen
Genitivextrapolierenderen
Nominativextrapolierenderen
Akkusativextrapolierenderen
Dativextrapolierenderen
Genitivextrapolierenderen
Nominativextrapolierenderer
Akkusativextrapolierenderen
Dativextrapolierenderem
Genitivextrapolierenderen
Nominativextrapolierendere
Akkusativextrapolierendere
Dativextrapolierenderer
Genitivextrapolierenderer
Nominativextrapolierenderes
Akkusativextrapolierenderes
Dativextrapolierenderem
Genitivextrapolierenderen
Nominativextrapolierendere
Akkusativextrapolierendere
Dativextrapolierenderen
Genitivextrapolierenderer
(Pos.)extrapolierender
(Komp.)extrapolierenderer
(Super.)extrapolierenderst
Words with the same pattern :
verquirlt nahestehend ungut erkämpfend zurücksehnender hinpurzelnd durchladend privatisierend heranschmeißend interkulturell gewandelt fremdsprachlich heterogener großschnauzig anfordernd wirklichkeitsgetreu absattelnd pariert geboomt predigend ... (32261 mots)