Inflections of flennender [adj.]
Nominativflennendere
Akkusativflennenderen
Dativflennenderen
Genitivflennenderen
Nominativflennendere
Akkusativflennendere
Dativflennenderen
Genitivflennenderen
Nominativflennendere
Akkusativflennendere
Dativflennenderen
Genitivflennenderen
Nominativflennenderen
Akkusativflennenderen
Dativflennenderen
Genitivflennenderen
Nominativflennenderer
Akkusativflennenderen
Dativflennenderen
Genitivflennenderen
Nominativflennendere
Akkusativflennendere
Dativflennenderen
Genitivflennenderen
Nominativflennenderes
Akkusativflennenderes
Dativflennenderen
Genitivflennenderen
Nominativflennenderen
Akkusativflennenderen
Dativflennenderen
Genitivflennenderen
Nominativflennenderer
Akkusativflennenderen
Dativflennenderem
Genitivflennenderen
Nominativflennendere
Akkusativflennendere
Dativflennenderer
Genitivflennenderer
Nominativflennenderes
Akkusativflennenderes
Dativflennenderem
Genitivflennenderen
Nominativflennendere
Akkusativflennendere
Dativflennenderen
Genitivflennenderer
(Pos.)flennender
(Komp.)flennenderer
(Super.)flennenderst
Words with the same pattern :
verquirlt nahestehend ungut erkämpfend zurücksehnender hinpurzelnd durchladend privatisierend heranschmeißend interkulturell gewandelt fremdsprachlich heterogener großschnauzig anfordernd wirklichkeitsgetreu absattelnd pariert geboomt predigend ... (32261 mots)