Inflections of trachtender [adj.]
Nominativtrachtendere
Akkusativtrachtenderen
Dativtrachtenderen
Genitivtrachtenderen
Nominativtrachtendere
Akkusativtrachtendere
Dativtrachtenderen
Genitivtrachtenderen
Nominativtrachtendere
Akkusativtrachtendere
Dativtrachtenderen
Genitivtrachtenderen
Nominativtrachtenderen
Akkusativtrachtenderen
Dativtrachtenderen
Genitivtrachtenderen
Nominativtrachtenderer
Akkusativtrachtenderen
Dativtrachtenderen
Genitivtrachtenderen
Nominativtrachtendere
Akkusativtrachtendere
Dativtrachtenderen
Genitivtrachtenderen
Nominativtrachtenderes
Akkusativtrachtenderes
Dativtrachtenderen
Genitivtrachtenderen
Nominativtrachtenderen
Akkusativtrachtenderen
Dativtrachtenderen
Genitivtrachtenderen
Nominativtrachtenderer
Akkusativtrachtenderen
Dativtrachtenderem
Genitivtrachtenderen
Nominativtrachtendere
Akkusativtrachtendere
Dativtrachtenderer
Genitivtrachtenderer
Nominativtrachtenderes
Akkusativtrachtenderes
Dativtrachtenderem
Genitivtrachtenderen
Nominativtrachtendere
Akkusativtrachtendere
Dativtrachtenderen
Genitivtrachtenderer
(Pos.)trachtender
(Komp.)trachtenderer
(Super.)trachtenderst
Words with the same pattern :
verquirlt nahestehend ungut erkämpfend zurücksehnender hinpurzelnd durchladend privatisierend heranschmeißend interkulturell gewandelt fremdsprachlich heterogener großschnauzig anfordernd wirklichkeitsgetreu absattelnd pariert geboomt predigend ... (32261 mots)