Inflections of zutrinkend [adj.]
Nominativzutrinkende
Akkusativzutrinkenden
Dativzutrinkenden
Genitivzutrinkenden
Nominativzutrinkende
Akkusativzutrinkende
Dativzutrinkenden
Genitivzutrinkenden
Nominativzutrinkende
Akkusativzutrinkende
Dativzutrinkenden
Genitivzutrinkenden
Nominativzutrinkenden
Akkusativzutrinkenden
Dativzutrinkenden
Genitivzutrinkenden
Nominativzutrinkender
Akkusativzutrinkenden
Dativzutrinkenden
Genitivzutrinkenden
Nominativzutrinkende
Akkusativzutrinkende
Dativzutrinkenden
Genitivzutrinkenden
Nominativzutrinkendes
Akkusativzutrinkendes
Dativzutrinkenden
Genitivzutrinkenden
Nominativzutrinkenden
Akkusativzutrinkenden
Dativzutrinkenden
Genitivzutrinkenden
Nominativzutrinkender
Akkusativzutrinkenden
Dativzutrinkendem
Genitivzutrinkenden
Nominativzutrinkende
Akkusativzutrinkende
Dativzutrinkender
Genitivzutrinkender
Nominativzutrinkendes
Akkusativzutrinkendes
Dativzutrinkendem
Genitivzutrinkenden
Nominativzutrinkende
Akkusativzutrinkende
Dativzutrinkenden
Genitivzutrinkender
(Pos.)zutrinkend
(Komp.)zutrinkender
(Super.)zutrinkendst
Words with the same pattern :
verquirlt nahestehend ungut erkämpfend zurücksehnender hinpurzelnd durchladend privatisierend heranschmeißend interkulturell gewandelt fremdsprachlich heterogener großschnauzig anfordernd wirklichkeitsgetreu absattelnd pariert geboomt predigend ... (32261 mots)